Kort verhaal ‘De dochter en de moeder’
Inzending Editio Debutantenschrijfwedstrijd 2015
De dochter en de moeder
Ik stond in de hal en trok mijn jas uit.
‘Lieverd. Pak nou eens een paperclip en probeer het met je duimen een beetje te buigen. Dan kan je je oorlel ertussen klemmen,’ begon mijn moeder.
Ze liet met haar handen zien welke beweging ik hierbij moest maken.
Ze zag er gelukkig keurig uit in haar rok en coltrui.
‘Hai mam,’ ik kuste haar op de wang. ‘En dan?’
Ik probeerde het serieus te nemen. Ze keek blij.
‘Dan heb je een heel goedkope en originele oorbel!’ antwoordde ze opgetogen.
Ik liep naar de woonkamer en schrok van de rommel. Gisteren was de kamer nog netjes.
Ik zie haar nog staan in die gelubberde maillot. Met moeite had ik haar andere kleren aangetrokken. Ik stoorde me aan de rare combinaties die ze maakte, maar vandaag leek ze weer zichzelf. Strak in de kleding en zelfs met gestifte lippen.
‘En waarom zou ik dat willen ma, zo’n paperclip als oorbel?’
Ik stapte over de plastic tassen, doosjes en boeken. Mijn moeder volgde mij voetje voor voetje op haar pantoffels.
‘Nou, het staat zo kaal zo zonder iets in je oren.’
Ik droeg inderdaad nooit oorbellen. Mijn moeder vond ook altijd dat ik mij te slordig kleedde. Zij was de dame en ik de sloddervos.
‘Mama. Dat heeft een reden,’ probeerde ik haar uit te leggen. Ik wilde haar niet voor het hoofd stoten en probeerde al haar gedachtenspinsels serieus te nemen.
‘Als je van de trap af valt ben je gauw beneden,’ giechelde ze.
Ik wilde mijn armen om haar heen slaan, maar ze schrok ervan en viel bijna. Ik greep haar vast.
‘Je doet me pijn! Jij lelijk secreet!’ schreeuwde ze.
De woorden kwamen er zo scherp en vilein uit, dat het voelde als een dolksteek in mijn hart. Haar blik sprak boekdelen. Zo kwaad, zo verongelijkt.
Ik wilde roepen: ‘Doe effe normaal mam. Ik doe je niks!’
Maar ik zag haar angst.
Ik kan het haar niet kwalijk nemen, maar hoe kan ik aardig doen tegen zo’n boos mens.
Ik aaide zachtjes over haar arm. Ze rilde helemaal. Schichtig schoten haar ogen van links naar rechts.
‘Stil maar mam,’ mijn stem klonk gebroken, ‘Het is goed zo…’
Ik troostte een klein, kwetsbaar wezen. Haar hoofd zakte langzaam tegen mijn schouder. Ze leunde op me en voelde zwaar. Voorzichtig wilde ik haar bij haar armen pakken en richting haar favoriete stoel dirigeren.
Met een schok schoot haar hoofd echter weer omhoog en wederom keek ze schichtig om zich heen. Ze deed een flinke stap achteruit en maakte zich groot. Het kwetsbare wezen transformeerde in een gevaarlijke kenau.
‘Wieieie bennn jij?’ schreeuwde ze. Haar vinger priemde bijna in mijn oog.
‘Welke poort heb jij verbrijzeld om terug te keren in dit land?’
Als je niet beter zou weten stond hier een actrice te oreren uit een of andere klassieker.
Ik deinsde terug en liet haar gaan.
Met wilde armgebaren vervolgde ze.
‘Dees wereld is een klare boel vrouw. Een klare boel met heibel van hier tot ginder!’
Ze wankelde op haar pantoffelvoeten, maar pakte een sjaal van het dressoir en drapeerde die elegant om haar hals. Haar broze handen gleden als kammen door haar haar. In gedachten had ze waarschijnlijk nog dat prachtige kapsel.
‘Wie mij beroerd, is gedoemd te sterven!’ tierde ze.
‘Mam. Zullen we gaan zitten?’ probeerde ik.
Ze wachtte even.
‘….te sterven,’ herhaalde ze, ‘Sterven zal je…’
‘Kom maar mam. We gaan even zitten.’
Mijn stem leek haar weer naar het hier en nu te halen.
‘Is het al pauze?’ vroeg ze geaffecteerd.
Ik knikte.
Ze knipperde met haar ogen en zocht met haar hand steun bij het dressoir. Ik zag dat ze mij weer herkende. Haar stem werd zacht en ze fluisterde.
‘Wiesje, Wiesje, wat doe jij nou hier?’
Ik voelde haar bezorgdheid.
Ze liet zich naar de eettafel leiden. Even rook ik aan het hoogpolige kleedje op tafel. Het rook muf en ik was er vies van, vanwege de kruimels die ertussen bleven zitten, maar ik snoof de vertrouwde geur op. Het rook naar vroeger, toen mijn vader nog leefde.
‘Had het nou gezegd dat je langs zou komen, meisje. Dan had ik even opgeruimd,’ mompelde ze. Beschaamd keek ze naar de rommel op de grond.
Ik legde mijn hand op de hare.
‘Dat geeft niks mam.’
Wies voelde tranen opkomen, maar ze hield zich sterk. Vandaag was ze van plan om alvast wat spullen in dozen te doen. Maar in hoeverre ze haar moeder al zou vertellen dat ze moest verhuizen, wist ze nog niet.
In gedachten verzonken had ze nauwelijks in de gaten dat haar moeder was opgestaan en naar de keuken liep. Het was zo vermoeiend om dat volwassen moederlijf te sturen en te behoeden voor ongelukjes. Als Wies er niet was, gebeurde er vast ook van alles. Het gerommel in de keuken klonk vertrouwd. Wat had ze vaak aan deze tafel gezeten terwijl haar moeder thee voor haar zette en ze samen praatten over ditjes en datjes.
Opeens voelde ze een warme hand op haar schouder. Veiligheid.
Ik keek omhoog. Mijn moeder. Ze is er gelukkig weer. Ik wil nog even kind zijn.
Mama lachte haar lieve lach, met de kuiltjes in haar wangen.
Triomfantelijk hield ze iets omhoog.
‘Mam!’ riep ik, maar het was al te laat.
Ze liet de gieter zakken boven de tafel en goot.
Moeder schrok.
‘Waarom heb je die theekopjes weggehaald Kees?’ proestte ze uit, ‘Jullie mannen kunnen ook helemaal niks!’
Ik keek verdrietig naar het portret van mijn vader aan de muur. Hij moest eens weten. Gelukkig was het hem bespaard gebleven.
De gieter pakte ik uit haar handen en ik leegde hem in een plant op de vensterbank. Ik ademde bewust een paar keer diep in en uit. Vol hernieuwde moed en energie draaide ik mij weer om. Mijn moeder leek rustig en stond met haar handen aan de eettafel gekluisterd. Ze neuriede.
Waarom besloot ik niet om bij haar in te trekken? Hans en de kinderen zouden het best een tijdje zonder mij redden. Of moet ik Hans toch ompraten om de schuur op te knappen zodat ze bij ons kan wonen. Er is maar één leven, één kans. Eén keer een moeder die achteruit gaat en niet meer voor haar dochter zorgt maar andersom. Niet de moeder met haar dochter, maar de dochter en haar moedertje. Ik vraag mij af of we er wel goed aan doen om haar binnenkort naar het woonzorgcentrum te brengen.
Ik gaf de slinger van de klok een zet om de stilte te doorbreken. Mijn moeder draaide haar hoofd om. We maakten contact en ik schonk haar een oprechte glimlach. Ik wil haar zo graag laten weten en voelen dat ik er voor haar ben.
‘Ik heb een groot geheim,’ zei ze zachtjes. Met haar wijsvinger tegen haar lippen kwam ze dichter bij. Ze keek uit het raam en trok aan de gordijnen om ze te sluiten. Ik hield haar tegen. Het was al zo’n troosteloze donkere dag. Ze liet me mijn gang gaan, maar fluisterde in mijn oor.
‘Kees had een minnares Wiesje. Een andere vrouw.’
Ze liep weg.
‘Of beter gezegd kind…’
Ze probeerde een rondje te draaien, wankelde een beetje, maar riep dramatisch:
‘Jouw vader had godverdomme een ander wijf!’
Moe van deze ontboezeming viel ze achterover in haar favoriete fauteuil.
Ze hield haar hand geschrokken voor haar mond. Vloeken was immers niets voor haar.
De telefoon ging. Verbijsterd over mijn moeders woorden nam ik op. Het was Hans.
‘Hoe laat ben je thuis?’ vroeg hij.
‘Eh, ik blijf nog heel even hier. Ze is weer zo in de war…’
Moeder begon ondertussen te zingen.
‘Aan de Amsterdamse grachten….In de war, in de war, het is één grote war…’
Ze stond op en begon te dansen. Behendig omzeilde ze de dozen en tassen op de grond.
‘En wie zou dat nou verwachten? Mijn man Kees was een lelijke knar…’
Ik keek gelaten.
‘Wies? Ben je er nog?’
‘Ja, ja, ik ben er. Je zou haar nu eens moeten zien Hans. Ze danst en zingt.’
‘Nou dat klinkt gezellig. Geniet er maar van Wies. Van de goede momenten.’
‘Ja.’
‘Ik zie je wel verschijnen. Ik maak wel wat eten, goed?’
‘Ja goed. Ik zie je straks.’
Mijn blik werd weer naar de foto van mijn vader getrokken.
Mama kwam wiegend en neuriënd op me af en pakte mijn handen. Ze keek gemeen.
‘Ze lijkt op jou Wies.’ zei ze.
‘Wie?’
‘Dat wicht van haar.’
‘Welk wicht?’
Ik schudde haar door elkaar.
‘Wie bedoel je nou mam?’
Ik kon niet meer. Ik werd er zo moe van.
De boel ging weer op slot bij mijn moeder. Die holle ogen van haar. Niet meer mijn lieve vertrouwde mama, maar een vreemde die blijkbaar ook onderdeel van haar was en steeds meer bezit van haar nam.
‘Help!’ schreeuwde ze.
Ik liet haar maar weer los.
Posted on: 1 november 2015, by : Natalie Bottemanne